De Jeugdzorg blijft een zorgenkindje
Het is niet simpel om een overzicht te geven van de jeugdzorg in 2018. Iedereen zal ondertussen wel weten dat alles wat met jeugd te maken heeft – van streetcornerwork tot specialistische ggz – bij de gemeente hoort. De grenzen zijn daarmee aan het vervagen (wat ook de bedoeling was), maar wat nou precies wel goed gaat en wat niet wordt er niet helderder door. Eigenlijk was er tussen de bijna vijftig berichten die we dit jaar plaatsten over jeugdproblematiek maar een handjevol positief. Maar dat kan ook te maken hebben met hoe hard sommigen schreeuwen en dat slechte berichten nou eenmaal meer nieuwswaarde lijken te hebben zijn dan goede berichten.
Goed nieuws is in ieder geval dat jongeren ondanks een toegenomen schooldruk niet méér psychische klachten vertonen. Ook goed nieuws is dat het alcoholgebruik onder jongeren afneemt. Afhankelijk van hoe je het bekijkt is het ook goed nieuws dat het aantal jongeren in een gesloten jeugdzorginstelling afneemt en dat het aantal jongeren dat jeugdzorg krijgt door de jaren heen gelijk blijft, namelijk ongeveer één op de negen. Dat ondanks dat in de afgelopen tien jaar iets méér jongeren zichzelf psychisch ongezond zijn gaan vinden.
Dat was het wel zo’n beetje. De rest van het nieuws is matig tot slecht. Het lijkt gewoon niet zo goed te gaan, de jeugdhulpverlening in Nederland. Zelfs Unicef maakt zich er zorgen over. De vakbond vindt dat de minister een blinde vlek heeft voor de jeugdzorg en veel te lang wacht met het oplossen van de problemen die er spelen. Overigens is het niet een typisch Nederlands probleem: Kinderombudsmannen uit 34 Europese landen concluderen tijdens hun jaarlijkse top in Parijs dat de toegang tot en de kwaliteit van hulp voor kinderen met psychische problemen in heel Europa nog onvoldoende is geregeld.
Het probleem? Geld, zo lijkt het. Een greep uit de berichten: om te bezuinigen schrapt Jeugdzorginstelling Juzt in maart zestig banen; In juni zegt GGzE-bestuurder Joep Verbugt dat als de overheid een nog grotere kaalslag op de specialistische jeugdzorg pleegt, de hulpverlening door de bodem zakt; In oktober wordt bekend, dat de gemeentelijke jeugdzorg het budget met ruim 600 miljoen euro hebben overschreden; GGZ-instellingen in Brabant starten een rechtszaak vanwege de lage tarieven in de jeugd-ggz en die winnen ze ook; Ook de jeugdbescherming gaat geld tekort komen, maar liefst 39 miljoen euro.
Geld is echter maar een deel van het probleem. De transitie naar de gemeenten en de aanbesteding die daarbij hoort, levert veel ongemak – een understatement – op. ‘De veranderopgave is drie jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe Jeugdwet onverminderd groot’, stelt de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) in haar vierde jaarrapportage. Titel van de rapportage: ‘Tussen droom en daad, op weg naar een volwassen jeugdstelsel’. Oók een understatement, als je de incidenten in de Jeugdhulpverlening leest.
Een paar voorbeelden van die incidenten: de informatie-overdracht in de jeugdhulpverlening is onder de maat, zegt de Inspectie; één op de acht meisjes die het slachtoffer worden van seksueel geweld moet uiteindelijk worden opgenomen in een instelling voor gesloten jeugdhulp wegens tekortschietende hulp, ontdekt Nationaal Rapporteur Herman Bolhaar; een Jeugdzorginstelling in Zetten blijkt een onveilige plek voor de daar opgenomen jongeren; suïcidale jongeren krijgen in gesloten jeugdzorginstellingen niet de zorg die ze nodig hebben, achterhaalt Nieuwsuur; kinderen die door de rechter zijn geplaatst bij jeugdzorginstelling De Hoenderloo Groep, worden onderworpen aan een strafmaatregel die in strijd is met de wet. De leeftijdsgrens van 18 jaar werkt belemmerend, aldus de Raad voor Volkgezondheid en Samenleving.
Et cetera.
Ondertussen is er verzet en er worden maatregelen genomen om aan de problemen tegemoet te komen. Er komt een breed actieplan om de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te verbeteren. Het ministerie stelt 108 miljoen euro beschikbaar om de tekorten in de jeugdzorg te verzachten. Er worden rechtszaken aangespannen. De hiervoor genoemde rechtszaak in Brabant wordt gewonnen (de rechter vindt de tarieven inderdaad te laag), Transferium in Noord-Holland daarentegen verliest haar rechtszaak. Volgens de rechter mogen de gemeenten de zorg gewoon aanbesteden, ook al gaat dat ten koste van de continuïteit van zorg.
Zijn het incidenten? Is het structureel? Is het een onontkoombaar, maar tijdelijk gevolg van een verandering die uiteindelijk goed zal uitpakken? Misschien komen we er in 2019 achter.