Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt heeft driekwart van de jongeren uit het voortgezet speciaal onderwijs met het uitstroomprofiel ‘arbeidsmarkt’ na een jaar geen baan. Dit concludeert de Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA) naar aanleiding van de gisteren verschenen publicatie De Staat van het Onderwijs.
Arbeidskansen kwetsbare leerlingen
In haar voorwoord noemt Inspecteur-generaal van het Onderwijs Monique Vogelenzang ‘het begeleiden naar werk’ één van de allerbelangrijkste doelen van het onderwijs. Tegelijkertijd constateert het vandaag gepubliceerde rapport De Staat van het Onderwijs 2019 dat het daarmee slecht is gesteld als het gaat om de meest kwetsbare leerlingen van Nederland. Ondanks de lage jeugdwerkloosheid en de grote krapte op de arbeidsmarkt.
‘Jongeren die minder meeprofiteren zijn vooral ongediplomeerden, leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (vso), het praktijkonderwijs (pro) en studenten van de entreeopleidingen en sommige mbo 2-opleidingen’, aldus het rapport.
Maar liefst driekwart van de jongeren uit het voortgezet speciaal onderwijs (vso) met het uitstroomprofiel ‘arbeidsmarkt’ heeft na een jaar nog altijd geen baan. Veertig procent van alle vso-schoolverlaters heeft noch werk, noch een uitkering.
De NVA vindt het opvallend dat de inspectie de schuld voor het gebrek aan kansen op de arbeidsmarkt vooral neerlegt bij de werkgevers. ‘De arbeidsmarkt lijkt onvoldoende open te staan voor kwetsbare leerlingen en studenten’, aldus het rapport. ‘Waar leraren in het vso en mbo deze jongeren steeds beter voorbereiden, laten werkgevers het nog te vaak afweten.’
De meeste vso-schoolverlaters met het profiel ‘dagbesteding’ ontvangen een uitkering, al dan niet in combinatie met een vorm van dagbesteding. Volgens de betrokken scholen komen sommige leerlingen die voorheen zouden doorstromen naar een sociale werkvoorziening, nu in aanmerking voor beschut werk. Volgens de inspectie zijn er op dit moment echter te weinig van dit soort werkplekken, of ze zijn ‘te hoog gegrepen’ voor de schoolverlater.
De entree-opleiding
Drie van de vier vso-schoolverlaters met het uitstroomprofiel ‘vervolgonderwijs’ kiest voor de entree-opleiding van het mbo. Ook relatief veel vso-schoolverlaters met het profiel ‘arbeidsmarkt’ kiezen uiteindelijk voor de entree-opleiding.
Volgens de inspectie kent deze opleiding op dit moment een aantal problemen, zoals de geringe baankans. ‘Dit komt deels omdat de entreeopleidingen geen startkwalificatie kennen, wat niet gunstig uitpakt voor de arbeidsmarktperspectieven van de entreestudenten’, aldus het rapport. Uit cijfers uit 2018 van het CPB blijkt dat werkgevers een startkwalificatie steeds belangrijker vinden.
Ander probleem is volgens de inspectie dat de entree-opleidingen op dit moment nog te weinig doen aan ‘praktijkvorming en -toeleiding.’ De inspectie dringt aan op verbetering van de entreeopleidingen, ook als het gaat om het inschatten van het juiste onderwijsniveau van nieuwe leerlingen.
Groei speciaal onderwijs
Het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs (so) nam in het schooljaar 2017/2018 opnieuw toe en zit op dit moment weer op het niveau van voor de invoering van passend onderwijs in 2014. In 2017 groeide het speciaal onderwijs met ruim zevenhonderd leerlingen, in 2018 met bijna duizend.
Ook het aantal leerlingen in het speciaal basisonderwijs (sbo) is in 2018 gestegen, van 33.968 op 1 oktober 2017 naar 34.958 een jaar later.
Hoewel op veel vso-scholen het aantal leerlingen vorig schooljaar toenam, daalde de totale populatie van deze scholen licht.
Als het gaat om de verwijzing naar een speciale school bestaan er grote verschillen tussen de regionale samenwerkingsverbanden, zo constateert de inspectie. Zo varieert de kans op zo’n verwijzing in het reguliere basisonderwijs van 0,6 tot 3 procent; in het reguliere voortgezet onderwijs van 1,4 tot 7,1 procent. Landelijke criteria voor een verwijzing naar het speciaal onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs ontbreken.
Passend onderwijs
Ook als het gaat om ondersteuning in het reguliere onderwijs bestaan er volgens de inspectie grote regionale verschillen. Bovendien is onduidelijk welke leerlingen welke vorm van ondersteuning ontvangen. ‘Dit maakt uitspraken over passende ondersteuning onmogelijk’, aldus De Staat van het Onderwijs. ‘Een betere registratie van ontwikkelingsperspectieven is noodzakelijk, waarin reden voor en vorm van extra ondersteuning per leerling staan opgenomen.’
Onduidelijk is ook nog altijd wat reguliere scholen precies verstaan onder de voor elke leerling beschikbare ‘basisondersteuning’ en de ‘extra’ ondersteuning. ‘Dit is problematisch voor de scholen in de uitvoering van passend onderwijs’, schrijft de inspectie. ‘Maar ook voor ouders is niet duidelijk waar hun kinderen recht op hebben.’
Thuiszitters
Het aantal thuiszitters – dat wil zeggen leerlingen die langer dan drie maanden niet naar school gaan – is gestegen van 3.254 in schooljaar 2013/2014 naar 4.479 in 2017/2018. Vermindering van het aantal thuiszitters is één van de belangrijkste doelstellingen van passend onderwijs.
In diezelfde periode steeg ook het aantal leerlingen met een vrijstelling van het onderwijs sterk: van 12.952 naar 15.357.
Lerarentekort
Volgens de inspectie kent Nederland een aantal scholen waar opvallend veel kwetsbare leerlingen bij elkaar zitten. Dit geldt met name voor de entree-opleidingen, maar bijvoorbeeld ook voor een deel van de speciale- en praktijkscholen. ‘Op deze scholen stapelen factoren zoals armoedeproblematiek, taalachterstanden en leer- en ontwikkelingsproblemen zich op.’
Juist op deze scholen speelt het lerarentekort – dat volgens de inspectie op dit moment een ‘directe’ bedreiging vormt voor het Nederlandse onderwijs – een grote rol.
Ook heeft het lerarentekort volgens het rapport een negatieve invloed op passend onderwijs. ‘Juist het aantal vacatures voor ondersteunend personeel, dat vaak ingezet wordt voor de uitvoering van extra ondersteuning, neemt toe.’
Bron: NVA / Julie Wevers