Psychiater Bessel van der Kolk over trauma’s en psychose
Nog voordat ik mijn eerste vraag rondom psychose en trauma goed en wel geformuleerd heb, word ik door Bessel van der Kolk gecorrigeerd op mijn taalgebruik. “Nu praat je de taal van de DSM”.
Prof. Dr. Bessel van der Kolk, psychiater, is van oorsprong Nederlander, maar woont en werkt al 56 jaar in Amerika. Hij is opnieuw in Nederland voor een congres rondom zijn boek Traumasporen. Met zijn 75 jaar geeft hij nog steeds leiding aan een vooraanstaand Traumacentrum in Boston en is wereldwijd bekend als trauma expert. Zijn boek “The Body keeps the Score”, in het Nederlands “Traumasporen”, is inmiddels in 31 talen vertaald.
José Hoekstra gaat met hem in gesprek over trauma, ernstige psychiatrische problematiek en de huidige toestand in de psychiatrie.
“Veel mensen die door psychiaters behandeld worden gaan die taal gebruiken als ze over zichzelf praten. Dat is begrijpelijk. Als je bij een dokter komt voor wat je hebt, dan ga je jezelf definiëren in de termen waarin je dokter over je denkt. Maar omdat de DSM vanuit wetenschappelijk oogpunt absoluut waardeloos is en niets te maken heeft met echte menselijke processen, is het beter gewoon te beschrijven wat je dwars zit.
Ik ben een voorstander van echte diagnoses: Wat is er aan de hand? In hoeverre raak je van je pad af? Hoe gaat het met je lichaam? Begrijp je jezelf en de mensen om je heen? Ik kijk erg naar de “executieve functies”. Ik was zelf één van de samenstellers van de DSM III en DSM IV, maar de DSM heeft uiteindelijk geleid naar een veel te symptoombestrijdende psychiatrie. De DSM geeft de suggestie dat we meer weten dan we werkelijk doen.”
Diepgevoelde interesse in trauma
“Ik ben één van de vele psychiaters die het vak is ingegaan vanuit een diepgevoelde interesse in wat er in mensen omgaat. Ik heb zelf ook LSD gebruikt, zo ging dat in die dagen. Ik wilde weten wat mensen kunnen ervaren, hoe de verschillende ervaringen tot uiting komen. Aanvankelijk was ik geïnteresseerd in psychose, in schizofrenie, maar ik ontwikkelde een diepgevoelde interesse in trauma, aangewakkerd door de oorlog in Vietnam en de Civil Rights Movement in the VS, waar zoveel mensen getraumatiseerd raakten.
Ik nam ook actief deel aan de farmacologische revolutie en heb verschillende baanbrekende artikelen gepubliceerd op dat gebied, maar toen ik eenmaal met trauma bezig was bleek al snel dat traumasporen niet goed oplossen onder invloed van pillen. Daarom moesten we andere behandelmethoden ontwikkelen.
De relatie tussen trauma en psychose is lang een verboden onderwerp geweest en we weten er nog steeds vrij weinig van. Terwijl inmiddels toch vastgesteld is dat de meerderheid van alle ernstige psychiatrische problematiek trauma-gerelateerd is. Zo’n 70% tot 80% van de patiënten heeft aantoonbaar te maken gehad met trauma. Maar het blijft de vraag of trauma de meest bepalende factor in psychose-gerelateerde problematiek is.
Trauma zorgt er wel voor dat je bang bent, je blijft met het gevoel zitten dat je mensen niet kunt vertrouwen; je blijft vaak boos over wat er met je gebeurd is. Dat zorgt voor veel wantrouwen en dat maakt het proces lastig en heeft natuurlijk invloed op de band met de behandelaar. Voor getraumatiseerde mensen kan de vriendelijke blik van de behandelaar staan voor de vriendelijk kijkende misbruiker voordat hij of zij het misbruik pleegde.
Het krijgen van een psychose is op zichzelf ook traumatisch, en dat is de manier waarop je vervolgens in de GGZ terechtkomt vaak ook, wanneer je met het systeem te maken krijgt. Ziekenhuizen hebben helaas de neiging om het trauma van hun patiënten, onbewust en onbedoeld, te herhalen.“
Wat is er nodig om dat patroon te doorbreken, zodat die herhaling bij opnames en behandeling niet meer plaatsvindt?
“Wat nodig is, is dat hulpverleners hun eigen problemen onder ogen zien en een diep zelfbewustzijn ontwikkelen. Als therapeuten hun eigen pijn en kwetsbaarheid inzetten, en ook hun methoden zelf uitproberen, dan helpt dat enorm om goede therapie te ontwikkelen. Het is belangrijk om nieuwsgierig te blijven, zowel ten aanzien van jezelf als van anderen.
Het brein is een “use-dependant-organ”, het wordt gevormd door de patronen die we vroeg in ons leven ervaren. Het is niet zo simpel dat je voor elke ziekte een biologisch kenmerk zou kunnen vinden. Het is allemaal veel complexer. Mensen die een trauma hebben beleefd komen vaak vast te zitten en leiden daardoor vaak een erg beperkt leven. Omgaan met een onverwerkt trauma neemt veel energie weg, wat het moeilijk maakt om te functioneren.”
Vanuit mijn eigen ervaring weet ik dat ik ernstig gederealiseerd was door trauma, en dat mijn psychosen er als het ware doorheen braken, voor een opening zorgden. Zeker de eerste jaren heb ik echt het gevoel gehad dat de psychosen juist deel waren van mijn helingsproces. Hoe ziet u dat?
“Jaja…”, knikt Bessel van der Kolk instemmend en begrijpend. “Alleen… het kan natuurlijk alle kanten opgaan... je kunt ook een opdracht tot moord horen in psychose...daarmee omgaan is erg moeilijk. Maar tegelijkertijd kunnen mensen met psychosen ook diepe en mystieke ervaringen en inzichten hebben. Daar was een tijdje zeker aandacht voor, maar nadat R.D. Laing van het pad afraakte, en er steeds meer medicijnen kwamen die beloofden psychose te genezen, verloor de psychiatrie helaas de interesse in de inhoud van psychosen. Hierna ging men zich helemaal op pillen richten en het controleren van psychotische symptomen. Dat heeft er toe geleid dat de resultaten van behandeling bij psychose eigenlijk slechter werd dan in de jaren ’70.
Wat trauma betreft – dat komt altijd op de één of andere manier tot uiting. Soms kan het ook tot grote creativiteit leiden, zoals bijvoorbeeld bij J.K. Rowling, die Harry Potter schreef en bij Eve Ensler, van de Vagina Monologen. Ook Oprah Winfrey is er een mooi voorbeeld van.
In het congres gaf u een tekenend voorbeeld voor de kloof die er is tussen wat men financiert, en wat de eigen praktijk is van mensen bij traumaverwerking. Na 9/11 in New York werden er twee soorten therapie gefinancierd voor getraumatiseerden: cognitieve gedragstherapie en psychoanalyse (New York is het laatste bolwerk van de psychoanalyse). Maar in een onderzoek naar wat New Yorkers zelf gedaan hadden om hun trauma’s te verwerken bleek men dingen te noemen zoals acupunctuur, massage, EMDR en yoga bijvoorbeeld. Hoe dichten we die kloof?
De huidige focus om alleen “evidence based” therapieën toe te passen is funest voor de psychiatrie. Ik heb als wetenschapper onderzoek gedaan naar antipsychotica, Prozac, Zoloft, EMDR, Heart Rate Variability, yoga, theater, neurofeedback en psychedelica. Ik zou nooit één van deze therapieën beschouwen als het laatste antwoord en beweren dat iedereen ze moet krijgen. Je moet altijd kijken bij wie het werkt, voor hoe lang en hoe ingrijpend het is. Een goede therapeut gebruikt zowel wetenschappelijke kennis, als zijn of haar eigen hart en intuïtie bij de behandeling.
Uiteindelijk is het dus een “Public Health Issue” welke keuzen er gemaakt worden. Ziekenhuizen zijn duur. De grote vraag is dus: hoeveel baat hebben mensen werkelijk bij een behandeling in de zin van: hoeveel kunnen ze daarna weer bijdragen aan de maatschappij? Kunnen ze weer goed voor hun kinderen zorgen? Kunnen ze hun leven weer goed leiden? Dus niet: hoe komen we van dat verkeerde gedrag van de patiënt af. Dat is de verkeerde insteek. Wat helpt echt?
Het is een kwestie van de cultuur waarin je leeft. Op het ogenblik wordt er vrijwel alleen geld besteed aan onderzoek naar cognitieve gedragstherapie en medicijnen. Zolang alleen deze therapieën gefinancierd worden in onderzoek en vrijwel niets anders, zullen alleen deze behandelmethoden er uitkomen als goede therapie. Mensen zijn vaak op zoek naar simpele antwoorden voor hun problemen, maar de vraag is: wat werkt het beste op de lange duur? We weten dat vertrouwen, veiligheid, goede relaties, zelfbegrip en emotieregulatie daar centraal in zijn. Op dat gebied is er nog steeds veel te leren.