De praktijkondersteuner GGZ: een gemiddelde werkdag
Er komen veel mensen bij de huisarts die ‘niet lekker in hun vel zitten’, die piekeren, somber, moe, gefrustreerd, angstig of verdrietig zijn. De huisarts kan hen binnen de praktijk doorsturen naar de praktijkondersteuner GGZ om eens te gaan praten. Deze, meestal een psycholoog of sociaal psychiatrisch verpleegkundige, heeft de taak om samen met de patiënt op een rijtje te krijgen wat er aan de hand is, behandeling te bieden in de vorm van ondersteunende gesprekken en de huisarts te adviseren bij doorverwijzing.
Jij móét zeggen wat ik moet doen!
De eerste die binnenkomt of liever stormt, is mevrouw Geerlings. Ze ligt in scheiding. ‘Ik was zo blij dat je nog een plekje vrij had vandaag, want het gaat helemaal niet meer.’ Haar gezicht is rood, er komt bijna stoom uit haar oren. ‘En zeg niet dat ik het wèl aankan, want ik kan het niet meer aan!’ schreeuwt ze. ‘Ik doe echt alles om de scheiding soepel te laten verlopen, maar nu kreeg ik net weer een lijstje van dingen die ik in het huis moet zoeken: zijn tennisracket, met ballen nota bene, snoertje van een laptop, T-shirts, een bepaald boek… weet ik veel waar al die troep is. Ik word er gek van! Ik heb ook geen geld meer. Ik kan mijn dochter niet eens meer zakgeld geven.’ Ze snikt het uit, rukt achter elkaar zakdoeken uit de doos. ‘Wat moet ik nou doen? Jij móét zeggen wat ik moet doen! En niet zeggen dat ik het aankan hè’, herhaalt ze nogmaals dreigend. Zo briest ze een tijdje voort. Ik laat haar stoom afblazen, vraag wat door, vat hier en daar wat samen op zo’n manier dat ik hoop dat ze wat rustiger wordt. Dat lijstje zit haar het hoogst, ik moet het zelfs bekijken – alsof dat helpt -, maar als ik dan zeg dat ze dat lijstje misschien even kan parkeren, valt ze opeens stil en kijkt me met grote ogen aan. ‘Natuurlijk. Dat moet ik doen! Ik moet het gewoon even par-ke-ren. Ze proeft het woord bijna. ‘Het kan ook volgende week!’ Ze staat op, grist haar tas en sleutels van de tafel en loopt naar de deur. ‘Parkeren, ja natuurlijk. Ik wist wel dat ik even bij je langs moest komen. Bedankt hé.’ En weg is ze, mij enigszins verbouwereerd achterlaten. Tja, als ik iedereen zo snel kan helpen zou dat mooi zijn!
Burn-out en angststoornis
Verspreid over de dag komt een aantal mensen met een burn-out. Heel verschillend allemaal: een manager, een thuiszorgmedewerkster, een leerkracht, een kraanmachinist, bij iedereen een taai en langdurig herstelproces: De schok dat dit je zomaar overkomt, die ongelofelijke vermoeidheid, totaal uit balans te zijn, en alles wat daarbij komt aan psychische en lichamelijke klachten, de druk van werkgever, de spanningen die in je gezin ontstaan. Een vrouw heeft daarbij ook een angststoornis ontwikkeld, zij durft helemaal niks meer en dat duurt al een hele tijd. Zij wil zich jammer genoeg niet laten verwijzen naar de GGZ. Wie weet over een tijdje. Mensen met angstklachten zijn meestal ook bang voor gerichte behandeling. Rustig doorgaan met de gesprekken dus maar en met hele kleine stapjes proberen er beweging in te krijgen.
Meneer de Vries, een 70er, was de laatste tijd ook angstig, dingen niet meer durven, veel piekeren. ‘Ik durf niet meer in de auto ‘s avonds en nu kan ik niet meer naar mijn biljartclub. Biljarten was mijn leven’, zuchtte hij. Praten blijkt niet zijn ding. Ik overleg met de huisarts, die schrijft hem antidepressiva voor. En nu zit meneer de Vries stralend voor me. ‘Het lukt weer!’ Hij juicht bijna. Ik ben al twee keer weer op de club geweest! Ik voel me zoveel beter. Volgende week die ik weer mee in de competitie!’
Wetenschappelijk onderzoek schijnt aan te tonen dat dat antidepressiva alleen werken bij ernstige depressieve klachten en verder eigenlijk niet. Toch zie ik in de praktijk regelmatig anders. Mensen worden soms net een streepje minder tobberig, waardoor ze weer wat meer aan durven gaan en daarvan opknappen. Lang leve het placebo-effect dan maar.
Crisisdienst
Meneer Aslan komt voor het eerst. Hij is nieuw in de praktijk. ‘Telefoon gehackt, ‘mompelt hij. Rare berichten en ook de computer doet raar.’ De computerdokter zegt er is niks fout, maar ik geloof hem niet.’ Ook is hij ervan overtuigd dat zijn buren hem bespieden. Hij maakt een gejaagde indruk, wriemelt met zijn handen, kijkt schichtig. Ik vertrouw het niet. Is er sprake van een waan, een psychose? Hij is ook bang. ‘Ik wil soms vluchten,’ zegt hij, en als ik vraag waarheen, mompelt hij iets van ‘er een eind aan maken’. ‘U kunt mij ook niet helpen,’ zegt hij dan opeens boos en loopt de kamer uit. Ik overleg met de huisarts die bij hem langs gaat en hem wanhopig aantreft in een flat vol troep. De crisisdienst komt. Pak van mijn hart.
Inloophuis voor kankerpatienten
’s Middags fiets ik langs het nieuwe inloophuis voor kankerpatiënten om te kijken wat ze daar te bieden hebben. Tot mijn verrassing tref ik daar meneer Jonkman. Vorige week was ik nog bij hem op visite. Uitbehandelde longkanker. Zo’n verdrietige man. Alleenstaand, net met pensioen, nauwelijks sociale contacten. ‘Ik had zo gehoopt dat ik na mijn pensioen eindelijk wat meer ‘gezelligheid’ zou kunnen vinden en nu overkomt me dit, ’fluisterde hij. Hij sprak het woord ‘gezelligheid’ uit met een soort voorzichtigheid, alsof het iets was waarover hij gehoord, maar niet echt wist hoe dat voelde. Misschien een idee om eens bij dat nieuwe inloophuis hier vlakbij te gaan kijken, had ik geopperd. En nu is hij hier, in gesprek met een vrouw die hem probeert over te halen met een tekencursus mee te doen. ‘Maar ik kan helemaal niet tekenen,’ weert hij af.
‘Ah joh, dat maakt niet uit. We hebben veel lol hoor. Vorige keer moesten we elkaar tekenen, we hebben zo gelachen!’ Ik zie iets van verlangen in zijn ogen verschijnen. ‘Kan ik zomaar meedoen?’
De vrouw knikt: ‘We beginnen over vijf minuten.’ Hij staat op, gretig opeens. Op weg naar het tekenlokaal ziet hij mij staan en fluistert me toe: ‘Ik kom hier nu bijna elke dag, dus u hoeft niet meer op bezoek te komen hoor.’
Ik wil niet met zo’n jong grietje praten!
Weer terug op de praktijk wacht een boze mevrouw Tilmans. ‘Ik heb zolang gewacht op behandeling bij de GGZ, ellenlange vragenlijsten ingevuld, terwijl ik verdomme wéét dat ik een trauma heb, van mijn kutjeugd en het misbruik en alles. Heb ik eindelijk een gesprek, zit daar zo’n jong grietje me opnieuw al die vragen te stellen. Vast een stagiaire of zo. Ik had opeens helemaal geen zin meer te vertellen waar ik last van had en zei dat het eigenlijk best wel weer goed ging. ‘Nou, dan zijn we snel klaar,’ lachte dat blonde kind. Maar het gaat helemaal niet goed! Ik voel me klote! Ik wil graag in behandeling, want zo gaat het toch niet?’ Ze barst in tranen uit. ‘Zou u wel met een wat ouder iemand willen praten? ‘Ja tuurlijk,’ snikt ze, maar ik bel ze niet op hoor. Dan krijg ik zeker weer zo’n muts aan de telefoon die eerst dertig formulieren in moet vullen, voordat er iets geregeld kan worden.’
‘Zal ik eens bellen dan?’ Dat wil ze graag. Ter plekke doe ik een poging en krijg gelukkig snel medewerking. Ze krijgt een nieuw intakegesprek met een ouder iemand.
Verdriet en oude liefdesbrieven
En dan Mariska. Ze is zeventien. Haar moeder heeft kanker en is uitbehandeld. Ze huilt en praat, voor zover dat lukt tussen het huilen door. Meer dan luisteren en een beetje troosten is er niet te doen. Wat een verdriet.
Tot slot mevrouw Willemsen, een intellectuele dame van tegen de 80. ‘Ik vind het zo fijn dat u mij af en toe uw oor wil lenen,’ zegt ze. ‘Dat helpt me om mijn gedachten te ordenen. Ze heeft het gesprek voorbereid, punten op papier. Ze heeft veel zorgen over kinderen en kleinkinderen. ‘Maar ik realiseer me dat ik niet al hun problemen kan oplossen. Ik ben niet meer de spil van de familie, ik schuif langzaam naar de zijlijn,’ constateert ze nadenkend. En wat moet ze doen met al die oude liefdebrieven die ze heeft gevonden van al haar vroegere vriendjes. Bewaren of weggooien? Ik wil niet dat mijn kinderen dit ooit zien, want ik bloos als ik alles weer lees’, zegt ze met een twinkel in haar ogen. ‘De 60er jaren hé.’ Je ziet het niet af aan haar grijze knot en degelijke plooirok, dat ze zo’n vrolijk liefdesleven heeft gehad.
Fijn om de werkdag met deze vrolijke patiënt te eindigen. Want op één dag deelgenoot worden van zoveel levensproblemen is prachtig, maar ook behoorlijk pittig.
Dit artikel is onderdeel van een thema-magazine over ggz-zorg vóór en naast de ggz. Lees ook:
Vóór en buiten de ggz: de GGZTotaal van januari
’Méér ggz naar de huisarts en de wijkteams, maar werkt het ook?’
Een poging orde te scheppen in de chaos van cijfers
‘Voor de zwaarste gevallen hebben we de zorg het slechts geregeld’
Huisartsen over de specialistische ggz
’Als er destijds een sociaal team was geweest, had dat veel gescheeld’
Elke gemeente het sociale wijkteam dat bij haar past.
’Een nieuwe loot: na 112, 113 nu ook 114?’
De triagist voor Acuut Psychiatrische Hulpverlening