Niki Stoker over Ouzo en de Jellinek
Het is tien voor half zes in de ochtend. Het wordt licht buiten. In de spiegel op de muur tegenover me zie ik een te oude vrouw voor mijn leeftijd. Haren door de war, versleten ochtendjas en weer mijn make up gisteravond niet verwijdert. Buiten zijn de kippen nét van stok. Ze lopen te kirren en zijn zich aan het voorbereiden op alweer een ei. Ik nip van mijn eerste Ouzo en steek de vijfde sigaret op. Ja, nee zeg, ik drink altijd eerst (snel) twee kopjes koffie.
Vroeger, toen ik nog getrouwd was met mijn Levende Grote Rots in de Branding, stegen we zeker twee keer per jaar op richting Grieks eiland. Maakte niet uit op welk eiland we landde, ze hadden er Ouzo. Liters en liters, het kon niet op. Al deed ik mijn best daar wel voor. Longdrinkglazen vol goot ik naar binnen. Bij het ontbijt en elke niet te versmaden Griekse salade. Meestal moest mijn Rots me van mijn stoel af overeind helpen zodat ik lallend achterop zijn brede rug op het brommertje dat we huurde belandde, waar ik mijn armen stevig om hem heen greep zodat hij me niet zou verliezen onderweg.
Ik herinner me een tent op Karpathos, dat ik steevast Psychopathos noemde, waar de Ouzo op was dus dronken we er Raki met de eigenaren. Ik schakelde moeiteloos over en het was reuze gezellig. Vanaf daar herinner ik me niks meer. Totdat ik met een bonkend hoofd boven de wc in ons appartementje m’n maag uit mijn lijf kotste. Niet één keer maar de hele nacht. Ik kon net weer een beetje lopen tegen de tijd dat de bus die ons naar het vliegveld zou brengen voor kwam rijden. Bij het instappen knikte ik zo vriendelijk mogelijk naar mijn medepassagiers. Ze keken stuk voor stuk boos terug, ze hadden die nacht geen oog dicht gedaan door mijn gekotst.
Inmiddels zijn we vele jaren verder. Mijn Grote Rots is er niet meer. Ik kan mijn armen niet meer om hem heen slaan. Ik kan me niet meer aan hem vastklampen en lallend door het leven gaan. Zijn verdwijning zorgt voor een enorm gemis en het drinken van Ouzo vult dat op, dacht ik. Het is tijd zaken los te laten. Mijn Rots komt nooit meer terug. En het zuipen van alcohol verandert daar niks aan.
Nu wacht ik op een telefoontje van de Jellenek. Vijf dagen Detox en daarna een ambulante behandeling. Vier dagen per week om af te komen van het ‘schoonmaakmiddel’ dat ik nog steeds met liters tot me neem. Ik zal het alleen moeten doen maar ik vergeet nooit zijn armen om me heen bij elke zonsondergang, op welk eiland dan ook terwijl het ijs in mijn glas tinkelende bij elk slokje dat ik nam.
Andere columns van Niki Stoker vind je hier