Mensen die aanhoudend antisociaal gedrag laten zien reageren gelijk op positieve en negatieve feedback van anderen. Dat is een van de inzichten uit het onderzoek van Ilse van de Groep (Erasmus School of Social and Behavioral Sciences). Ze deed onderzoek naar jongvolwassenen die in hun jeugd antisociaal gedrag vertoonden en al voor hun twaalfde in aanraking zijn gekomen met de politie. Ze liet de deelnemers onder meer taken uitvoeren terwijl ze in MRI-scanner lagen.
Wanneer het gaat over jeugdcriminaliteit wordt al snel de link gelegd met een onveilige thuissituatie waarbij ouders bijvoorbeeld kampen met schulden of verslavingen. Dit soort omgevingsfactoren zijn heel belangrijk om het gedrag van deze jongeren te begrijpen, maar tegelijk is dat volgens onderzoeker Ilse van de Groep niet het hele verhaal: “Je wilt ook begrijpen hoe ze zich gedragen en kijken of je verschillen kan verklaren aan de hand van hun gedrag zelf of de manier waarop hun hersenen werken.”
Voorspeller
Voor haar onderzoek richtte de promovendus zich op jongvolwassenen (18 tot 30 jaar) die antisociaal gedrag laten zien of die dit gedrag eerder wel vertoonden maar daar nu mee zijn gestopt. Al deze jongeren zijn voor hun twaalfde in aanraking gekomen met politie, bijvoorbeeld vanwege brandstichting of winkeldiefstal. Ze vergeleek hen met een ‘controlegroep’ die nooit antisociaal gedrag heeft laten zien. “Bij antisociaal gedrag houdt iemand geen rekening met de ander en gaat het gedrag in tegen de sociale norm”, legt Van de Groep uit. “Wanneer jongeren vroeg in aanraking komen met de politie is dat een voorspeller voor hun gedrag later. Toch gaat maar een klein deel door en zie je gelukkig dat een groter deel stopt.”
Maar welke verschillen zie je tussen jongvolwassenen die antisociaal gedrag laten zien of die daarmee zijn mee zijn gestopt en op welke manier verschilt dat van de groep die dit gedrag nooit heeft laten zien? En hoe onderzoek je dat en hoe kun je vervolgens verschillen in de werking van het brein vinden? Daarvoor moesten de deelnemers aan het onderzoek verschillende taken doen terwijl zij in een MRI-scanner lagen. “Ik wilde graag weten hoe mensen feedback van anderen verwerken en hoe ze over zichzelf denken. Met een MRI-scanner kun je tijdens de taken zien welke hersengebieden meer activiteit laten zien en dus zien wat er in het brein gebeurt.”
Geen raad met complimentjes
Bij een van de taken kregen deelnemers van hun omgeving verschillende soorten feedback (positief, negatief of neutraal). Ze mochten ook op een knop drukken waarmee een hard geluidsignaal klonk. Wanneer een deelnemer langer drukte gaf dat een indictie van het agressieniveau. Waar jongeren uit de controlegroep vooral meer hersenactiviteit lieten zien bij positieve en negatieve feedback, was bij de antisociale groep de reactie op alle soorten feedback gelijk. “Ze leken niet zo goed te weten wat zij met de feedback aan moesten en interpreteerden feedback sneller als negatief. Normaal kunnen mensen best wel goed onderscheid maken. Als iemand aardig is, doe je aardig terug. Deze groep leek dit niet te willen of ze kunnen dit onderscheid gewoon niet maken”, verklaart van de Groep.
Dit wijst erop dat jongvolwassenen die antisociaal gedrag vertonen, informatie anders verwerken. Jongvolwassenen die gestopt zijn met antisociaal gedrag, lieten een soortgelijke gevoeligheid zien, maar kunnen hun gedrag juist extra goed aanpassen (of wenselijk gedrag vertonen), vooral na positieve en neutrale feedback. “Dat wijst er mogelijk op dat ze een mechanisme in hun brein hebben ontwikkeld waardoor ze hun gedrag beter kunnen aanpassen. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat het deze groep meer moeite kost en dat de betrokken hersengebieden daarom meer activiteit laten zien.”
Zelfbeeld en psychopathische trekken
De promovendus deed ook onderzoek naar het zelfbeeld van jongeren. Jongvolwassenen met hogere niveaus van psychopathische trekken dachten negatiever over zichzelf, vooral over hoe sociaal ze zijn richting anderen. Van de Groep: “Zelfbeeld bij deze groep is nauwelijks onderzocht en dit is een van de eerste keren dat we dit met experimentele taken hebben kunnen aantonen. Meestal richt onderzoek zich op empathietaken. Maar antisociaal gedrag hangt niet alleen samen met hoe je naar anderen kijkt, maar ook met hoe je jezelf ziet.”
De jeugdcriminaliteit daalt al in Nederland al jaren, maar volgens de onderzoeker geven cijfers een vertekend beeld. De groep die al heel jong in aanraking komt met de politie en die op het verkeerde pad blijft, stijgt juist blijkt ook uit cijfers. “Zij zijn verantwoordelijk voor de grootste hoeveelheid misdrijven. Er zijn dus minder jongeren crimineel actief, maar meer jongeren die in de criminaliteit blijven. Dat is zorgelijk, maar toch hoor je dit niet vaak.”
Een grote uitdaging bij dit onderzoek was het vinden van jongvolwassenen die aanhoudend antisociaal gedrag vertonen en die mee willen werken. Uiteindelijk lukte het om twaalf van hen taken in de scanner uit te laten voeren (de andere groepen bestonden uit zo’n 40 deelnemers). Het begrijpen van gedrag en de mechanismen in de hersenen is volgens de onderzoeker belangrijk: “Dit onderzoek, al staat het nu nog in de kinderschoenen, kan in de toekomst mogelijk helpen bij het ontwikkelen van interventies. Onderzoek naar omgevingsfactoren is ook belangrijk, maar iemands omgeving heb je weinig invloed op. Wanneer een jongere uit een slecht gezin komt kun je dat niet zomaar veranderen.”
Bron: Erasmus University Rotterdam
-----------------------------------------------------------------------------------------
Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou! GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.
Abonneren kan direct via het inschrijfformulier, opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines.