Een tijdje terug maakte iemand een foto van mijn naakte billen. Hoe dat kon gebeuren doe ik misschien een andere keer nog eens uit de doeken (maar hou me daar niet aan). Ik schrok me het lazarus: was die rommelige homp vlees mijn kont? Dezelfde bibs waarmee ik vroeger menig man moeiteloos voor me innam. Echt, ik had soms drie kandidaten in één week die er een moord voor over hadden om er alleen maar naar te kijken en te wijzen. Toegegeven, dat was in de vorige eeuw. Ik weet heus wel dat ik geen drieëntwintig meer ben, maar dat ik inmiddels al zó’n oud mens ben kwam als een mokerslag bij me binnen.
Als vrijwilliger ben ik werkzaam in een verzorgingstehuis van het Leger des Heils. Een flink aantal mensen is behoorlijk de weg kwijt. Dat heeft ook zijn voordelen, heb ik gemerkt. Zo is er een mevrouw die bijna niets zegt en geen enkele moeite doet om aardig gevonden te worden. Als ze aandacht wil gaat ze gewoon heel hard schreeuwen. Dat werkt perfect.
Ik was bij de vrijdagmiddag kerkdienst. Terwijl de Majoor het had over naastenliefde, verdraagzaamheid en vrede op aarde, kregen twee dames op steeds luidere toon woorden met elkaar. Ik probeerde het handeltje al op fluistertoon te sussen toen de dominee plotseling haar handen van achteren op één van de vrouwen haar schouders legde. De verkeerde. De vrouw gilde door de zaal: ‘Godverdomme trut, ik schrik me te pletter, rot toch op!’
Ze zette daarmee de hele preek in een realistischer daglicht.
Er is een vaste spellenmiddag. Jawel, dan komt de sjoelbak tevoorschijn en natuurlijk de Rummikub. Ook de Bingoavond mag niet ontbreken. Het is verbijsterend om te zien hoe fanatiek de mensen hun bingokaart in de gaten houden en hoe blij ze worden als ze Bingo hebben (terwijl de cadeautjes toch echt niets voorstellen, dat weten ze). De rollators komen in de clinch richting de tafel vol met prullaria. Na al deze inspanningen is er de volgende dag zit-gym om de oude botjes aan de gang te houden.
Na een dienst fiets ik weer naar huis en pieker over hoe ik zo lang mogelijk op mezelf kan wonen. Voor mijn raam staan al enige tijd twee geraniums. Ook kocht ik een parkietje die ik ga leren praten en tam zijn, voor de gezelligheid. Binnenkort komt mijn sta-op-stoel en ik overweeg tafeltje-dek-je. Mocht ik dement in een tehuis terecht komen dan ga ik lekker de hele dag zitten schreeuwen.
Met zo’n kont kan je maar beter op de toekomst voorbereid zijn.
Lees hier andere columns van Niki Stoker