Over de opleiding tot ervaringsdeskundige
Menig vooraanstaand psychiater ziet in hen de ultieme leermeester. Voor sceptici is het een veredelde vorm van arbeidstherapie - de scheidslijn tussen wat ze doen als professional of als privépersoon flinterdun. De ervaringsdeskundige. Uit allerlei onderzoek komt naar voren: van grote toegevoegde waarde binnen de GGZ, verslavingszorg en maatschappelijke opvang om het herstel van de patiënt te bevorderen en (zelf)stigmatisering tegen te gaan. Maar ervaring is nog geen expertise. Vandaar de opleiding tot ervaringsdeskundige. Twee docenten, Janneke Zoutendijk (Zadkine, MBO) en Joyce Thal-Mols (Fontys, HBO), vertellen over wat er bij komt kijken om unieke cliëntenkennis om te buigen tot goede zorg.
Officieel zijn beide beroepsopleidingen pas sinds 2016 erkend door het ministerie van VWS, het fenomeen ervaringsdeskundige zelf bestaat al veel langer met wortels in onder meer de antipsychiatrie van de jaren ‘60 en opkomst van de cliëntbewegingen.
In Nederland vloeiden hier gaandeweg tal van onderwijsinitiatieven uit voort. De HEE-trajecten van Wilma Boevink, de GOAL (opleidingstraject voor ex-cliënten), de TOED (Training Opleiding Ervaringsdeskundigheid), de GOED (Groninger Opleiding Ervaringsdeskundigheid) tot aan ‘Herstellen doe jezelf’ en ‘Werken met eigen ervaring’ (Stichting Rehab’92) en ROC’s waarbij de maatschappelijke zorg-opleiding gekoppeld is aan eigen ervaringen. Zo is het vak van ervaringsdeskundigheid steeds meer geprofessionaliseerd.
Van luis in de pels tot staffunctie
Ervaringsdeskundigheid lijkt een vaste waarde in het zorglandschap geworden. Er is een beroepsvereniging, een landelijk beroepscompetentieprofiel en een landelijk leerplan voor ervaringsdeskundigen. Voelen jullie intussen ook echt erkend als deskundigheid?
“Ervaringsdeskundigen zijn al lang niet meer vooral de luis in de pels”, zegt Thal-Mols. We leiden mensen op zodat die hun belangrijke individuele ervaringen met ontwrichting en herstel kunnen omzetten in collectieve ervaringskennis. Zij leveren input aan beleid. In de GGZ maar ook daarbuiten. Ook gemeentes en woningcorporaties bijvoorbeeld zijn op zoek naar mogelijkheden om ervaringsdeskundigheid in te zetten in de organisatie. Het gaat niet alleen om het delen van persoonlijke ervaringen, maar juist ook om het overstijgende niveau. Dat komt terug in de opleiding. We leren onze studenten te reflecteren op hun ervaringen zodat ze inzetbaar zijn ten behoeve van het herstel van anderen.”
Zoutendijk: “We zijn steeds breder ingebed in de maatschappij. Onze studenten lopen op veel meer plekken stage. Vroeger vooral in de GGZ en verslavingszorg, nu ook bij de vrouwenopvang, het Leger des Heils en bij de aanpak van armoede. Onze meerwaarde wordt echt erkend in het werkveld. Niet voor niets vindt 90 procent van onze studenten een betaalde baan.”
In april 2015 is het basiscurriculum Ervaringsdeskundigheid verschenen. Hoe ziet de opleiding eruit, te beginnen bij de aanmelding?
Zoutendijk somt de aanmeldingseisen op: “Allereerst moet je aan de toelatingseisen voldoen. Bij het mbo is dat een geschikte vooropleiding voor MBO 4 (minimaal kader beroeps of MBO 3-diploma). Als iemand dat niet heeft moet er een toelatingstest gemaakt worden. Je moet natuurlijk zelf een herstelproces hebben doorgemaakt. Plus: je moet een stageplek regelen. Al kunnen we daar wel bij helpen. Daarna vindt er een gesprek plaats: om te verkennen of de opleiding op dit moment bij iemand past.”
Thal-Mols vult aan: “Voor de Hbo-opleiding ben je toelaatbaar met minimaal een mbo niveau 4-opleiding, een havo- of vwo-diploma. Van een aspirant student vragen we een evenwichtige balans in het eigen herstelproces en een verdiepende oriëntatie in het ervaringsdeskundig werkveld. Bij ons is een relevante en goedgekeurde praktijkleerplaats als ervaringsdeskundige eveneens een belangrijke voorwaarde. Interessant is dat zich steeds meer nieuwe aanbieders in het sociale domein aandienen, zoals woningcorporaties en jeugdzorginstellingen.”
Hoe wordt de opleiding ervaren?
“Als zwaar”, zegt Zoutendijk. “Bedenk dat onze studenten volwassenen zijn, die ontwrichtende levenservaringen meegemaakt hebben en die door een herstelproces heen gegaan zijn. Vaak hebben ze lang niet gewerkt. Nu een stagewerkplek van minimaal 19 uur, daarnaast nog een dag naar school en zelfstudie. Dat is niet niks. Het gaat bovendien om nieuwe rollen. Als student die – toch als een soort beginneling - opnieuw moet leren studeren en samenwerken. Zo doen we bijvoorbeeld veel aan groepsopdrachten en presentaties. Dat is vaak nieuw. Ook de overgang van de rol als client naar begeleider kan ingrijpend zijn. Dan nog je rol als teamlid op het werk. Vaak betekent dat een nieuwe, professionele taal leren en je eigen positie proberen te bemachtigen. En niet te vergeten: de invloed die de opleiding heeft op je eigen herstelproces. Het kan soms best confronterend zijn als je op een ander niveau beseft wat je hebt doorgemaakt. Soms moeten mensen ook stoppen omdat het te zwaar is. Maar het is een zeer populaire opleiding. Bij elkaar draaien we in Utrecht en Rotterdam nu zo’n 8 groepen van 10-15 studenten.”
Thal-Mols: “De sfeer op de opleiding is heel bijzonder. Warm. Maar ook intensief door de reflectie op zowel persoonlijke als professionele en theoretische kennis. Studenten stellen zich kwetsbaar op. Dat vergt vertrouwen in elkaar. Tegelijk zijn ze zeer kritisch. Vergeet ook niet dat er mensen met een hbo- of academische achtergrond deelnemen. Het gemiddelde niveau is hoog. Deelnemers zijn intrinsiek gemotiveerd: ze willen er echt iets van te maken. Voor velen is het ook een kans om weer aan het arbeidsproces deel te nemen. Bij ons studeren er zo’n 20 studenten per jaar af.”
Krachtgericht kwartiermaken
Wat voor vakken worden gegeven?
Zoutendijk: “Veel vakken hebben een ‘HEE-achtig’ karakter gericht op herstel en kracht. Daarbij combineren we theorie, professionele kennis/vaardigheden en natuurlijk ervaringskennis. Bij ons is er minder theorie vergeleken met het hbo. Wij leren studenten vooral onderscheid te maken tussen het unieke eigen verhaal en de context waarin ze gaan werken. Dus niet alleen reflectie op jezelf, ook leren afstemmen op anderen. We doen bijvoorbeeld veel aan peercoaching. Vanuit de opleiding is dit jaar het didactiekboek ’Van levenservaring naar ervaringsdeskundige’ uitgekomen, zelf door ons geschreven. Dat biedt studenten, begeleiders, opleiders en beleidsontwikkelaars handvatten voor het verwerven en duurzaam ontwikkelen van ervaringsdeskundigheid.”
Mols: “We richten ons onder meer op herstel- en krachtgericht werken. Niet focussen op problemen maar mensen hun eigen krachten en talenten laten ontdekken en zoveel mogelijk de eigen regie versterken en behouden. Bijvoorbeeld door motiverende, coachende en oplossingsgerichte gespreksvoering. Maar studenten krijgen ook les over huiselijk geweld, seksueel grensoverschrijdend gedrag en outreachend werken. Er is uiteraard de nodige aandacht voor wat wij het ‘roldilemma’ noemen: hoe creëer je balans in persoonlijke afstand en professionele nabijheid met eigen emotionele ervaringen om herstelprocessen van anderen te ondersteunen. Studenten studeren uiteindelijk af op het gebied van ‘Innoveren, Profileren en Kwartiermaken’; het creëren van een veilige ruimte voor ‘anders zijn’. Wat is nodig om bijvoorbeeld in de wijk of arbeidsmatig de sociale integratie en maatschappelijke participatie van kwetsbare mensen te vergroten.”
Tweede emancipatiegolf
Wat zijn uitdagingen en kansen voor de toekomst?
Zoutendijk: “Wij nemen als ROC nu initiatief om het kwalificatiedossier gericht op de kerntaken van ervaringsdeskundigheid te agenderen. Docenten zijn verder lid van de vereniging van ervaringsdeskundigen en zitten ook in het bestuur. Op die manier denken we mee over wat van belang is voor de beroepsregistratie. Als opleidingsteam werken we ook veel samen met andere instellingen in het land, want wij willen breed opleiden in ervaringsdeskundigheid. Een voorbeeld hiervan is de opleiding EDASU. Daar worden ervaringsdeskundigen opgeleid om sociale uitsluiting te voorkomen: mensen die in armoede leven worden zelf actief in de bestrijding van armoede.”
Thal-Mols: “Voor ons is een landelijke registratie van HBO-ervaringsdeskundige als beschermde titel van belang. Nu is er door een enorme hoeveelheid aan opleidingstrajecten en cursussen zo’n lappendeken met allerlei certificaten ontstaan. Je denkt weleens: “wil de echte ervaringsdeskundige opstaan?”. Daarnaast mag het beroepscompetentieprofiel (BCP-E) nog meer bekendheid in het sociaal domein krijgen. Dat helpt om de verschillende taken en functies voor ervaringsdeskundigheid beter te onderscheiden en dus bij de benodigde rolarticulatie en profilering van professionele ervaringsdeskundigen. Veel ervaringsdeskundigen verwerven hun positie in de organisatie gaandeweg. Vaak hebben organisaties nog geen uitgesproken standpunt ingenomen over hun positionering en zijn niet alle teams goed voorbereid. Het beroepscompetentieprofiel biedt dan duidelijkheid.
Verder denk ik aan de noodzaak van verdere emancipatie. De eerste emancipatiebeweging ging bijvoorbeeld sterk uit van de HEE-gedachte. Nu is er eigenlijk een tweede emancipatiebeweging nodig. Daarin moet het beroep van de professionele ervaringsdeskundige gelijkwaardig worden gezien aan reguliere zorgberoepen. Zij zijn allang niet meer vooral de luis in de pels of iets waarmee goede sier kan worden gemaakt: zie ons de cliënt serieus nemen. Ervaringsdeskundigen zijn ondersteuners, bruggenbouwers die hebben geleerd om eigen ervaringskennis op methodische wijze in te zetten ten goede van zorg- en dienstverlening voor burgers en betekenisvol aan te sluiten bij cliënten.
Tegelijk hoort daar eigen verantwoordelijkheid bij: “practice what you preach”. Onze afgestudeerde studenten moeten niet alleen op hoog niveau over allerlei vaardigheden en kennis beschikken, maar ook als werknemer volwaardig kunnen meedraaien, dus gedisciplineerd en professioneel.”
Stijn Ekkers is SPV en historicus. Werkzaam bij Nationaal Psychotrauma Centrum Arq en als docent verbonden aan Avans+.